Foto: Westnijlvirus onder elektronenmicroscoop ©CC BY 2.0 DEED, Flickr.com, NIAID
Onderzoekers werken aan vroegtijdig opsporen Westnijlvirus
Dit najaar was in Nederland al sprake van een infectie met het Westnijlvirus: een vrouw kreeg verlammingsverschijnselen na een bezoek aan de Amerikaanse staat Kansas. Ze knapte weer op na behandeling in het Rotterdamse Dijkzigt-ziekenhuis. Voor 166 Amerikanen en tien Canadezen die dit jaar al geïnfecteerd raakten met het virus, liep dat anders. Zij stierven aan complicaties van een ontsteking van de hersenen of het hersenvlies.
“De longziekte SARS trok dit jaar wereldwijd veel aandacht met achtduizend zieken van wie 774 stierven, maar het Westnijlvirus vormt momenteel een zeker zo groot probleem”, zegt viroloog Ab Osterhaus van de Rotterdamse Erasmus Universiteit. Het aantal geconstateerde besmettingen met het virus lag in de Verenigde Staten eind oktober met 7021 al bijna 3500 hoger dan het gehele seizoen van 2002. Ook Canada telt met achthonderd ‘Westnijlzieken’ tweemaal zoveel gevallen als vorig jaar. Infectie met het Westnijlvirus volgt meestal op een steek van een besmette mug.
De muggen op hun beurt nemen de ziekteverwekker over van geïnfecteerde vogels. In sommige gevallen is besmetting terug te voeren op bloedtransfusies en orgaantransplantaties. Tachtig procent van de geïnfecteerden merkt echter niet eens dat het virus in hun lichaam rondwaart. De rest krijgt last van koorts en misselijkheid, ziekteverschijnselen die eigenlijk bij elke griep kunnen horen. In een op de honderd gevallen, vooral bij ouderen en zieken, leidt een infectie tot problemen aan het zenuwstelsel die de dood tot gevolg kunnen hebben als adequate behandeling uitblijft. Medici in Canada hopen op een vroege inval van de vorst, die het einde zal inluiden van het muggenseizoen.
Central Park
De bron in Noord-Amerika bevond zich op een plek in Central Park in New York. Alle mensen bij wie rond de jaarwisseling in 1999 de ziekte geconstateerd werd, waren daar geweest. In het bewuste deel van het park troffen onderzoekers ook vogels aan met in hun bloed grote hoeveelheden virusdeeltjes. “Besmette muggen zijn mogelijk meegereisd met een vliegtuig uit het Midden-Oosten, waar op dat moment ook een uitbraak was”, legt Osterhaus uit. “In New York wisten ze ondanks de kou te overleven, wellicht in de relatief warme metrobuizen.”
De razendsnelle verspreiding van het virus in de Verenigde Staten stelt experts voor een raadsel. Zo is het opmerkelijk dat de ene staat al duizenden Westnijlzieken telde, terwijl daarvan in naburige staten vrijwel geen sprake was. Daarnaar gevraagd kon onderzoeker Grant Campbell van de Amerikaanse gezondheidsdienst de verschillen niet verklaren. Het Westnijlvirus huist al decennia in Noord-Afrika en de landen rond de Middellandse Zee. Af en toe doen zich daar uitbraken op beperkte schaal voor. Het virus maakt ook verder naar het noorden soms slachtoffers. Zo raakten in 1997 meer dan vijfhonderd mensen in Roemenië besmet, van wie er vijftig stierven. Een paar jaar eerder telde Oostenrijk enkele Westnijlzieken. Rond Warschau in Polen zijn vogels met het virus aangetroffen.
Osterhaus sluit niet uit dat het virus ook in Nederland aanwezig is
Deskundigen van de Amerikaanse gezondheidsdienst vragen zich dan ook niet meer af of er in Europa een uitbraak komt, maar wanneer. Viroloog Osterhaus sluit niet uit dat het virus in Nederland aanwezig is. Volgens hem is het zorgelijk dat in het vergrijzende West-Europa steeds meer mensen te weinig weerstand hebben tegen dit soort kwaadaardige virussen. Bovendien neemt hij waar dat de zomers in dit deel van de wereld langer en warmer zijn geworden, wat van oorsprong tropische aandoeningen meer kans geeft. “Wij hebben een lijst van vele virustypen die mogelijk problemen kunnen geven in Nederland. Het Westnijlvirus staat hoog op de lijst.”
Marion Koopmans: ” Zo zien we ook elk jaar de pieken in griepgolven aankomen”
Sinds de vorige winter beschikt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over een programma om vroegtijdig een uitbraak van het virus te signaleren. Projectleidster en virologe Marion Koopmans vertelt dat het instituut uit diverse bronnen gegevens krijgt waaruit bijvoorbeeld valt af te leiden of zich een ongewone stijging van bepaalde ziekten voordoet. “Alle constateringen van infectieziekten door een aantal microbiologische testlaboratoria komen automatisch in het Infectieziekten Surveillance Informatie Systeem (ISIS) van het rijksinstituut. Zo zien we ook elk jaar de pieken in griepgolven aankomen”, aldus Koopmans.
Verder maakt haar team gebruik van statistische gegevens over ziekenhuisopnames en putten de onderzoekers uit databanken met alle medische diagnoses van een representatieve groep huisartsen. Koopmans en haar team willen eigenlijk nog eerder in beeld krijgen wanneer een gevaarlijk virus rondwaart. ,,Daarom volgen we sinds kort voortdurend hoeveel tests voor neurologische aandoeningen worden aangevraagd. Een piek kan namelijk duiden op een uitbraak van het Westnijlvirus.”
De betrouwbaarheid van een dergelijke signalering moet echter nog blijken. Bovendien wil de onderzoekster dat de microbiologische laboratoria bij alle neurologische tests standaard screenen op het Westnijlvirus. Het probleem is dat veel laboratoria hun handen vol hebben aan routineonderzoek naar bekende ziekten. Speuren naar zeldzame aandoeningen zien ze niet als hun kernactiviteit. Op een oproep van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu om mee te werken, reageerden slechts zeven van de zeventien virologische labs in Nederland positief. De resultaten van hun tests zijn vooralsnog geruststellend.
Vogels en paarden
Belangrijke graadmeters voor een verhoogde activiteit van het Westnijlvirus zijn aandoeningen bij vogels en paarden. “Met name de kraaiachtigen kunnen doodgaan aan het virus. Een plotselinge stijging van het aantal dode kraaien, kan op een beginnende uitbraak wijzen”, zegt Osterhaus. De Amerikaanse gezondheidsdienst heeft volgens hem al tientallen vogelsoorten benoemd die gastheer voor het virus kunnen zijn.
De stichting Sovon vogelonderzoek werkt daarom mee aan een rapportagesysteem. De vrijwilligers, die voor Sovon jaarlijks met tellingen in het veld de Nederlandse vogelstand inventariseren, melden de vondst van dode en zieke exemplaren aan de onderzoeksgroep van Osterhaus. De veterinaire kliniek van de Universiteit Utrecht helpt Koopmans en Osterhaus met het onderzoek bij paarden. Het virus kan zich in paarden niet zo sterk ontwikkelen dat het opnieuw muggen kan infecteren, evenmin als dat bij de mens mogelijk is. Een geïnfecteerd paard vertoont wel symptomen, met name neurologische problemen. De Utrechtse kliniek krijgt veel informatie van veeartsen en paardenbezitters over allerhande afwijkingen.
Specifieke neurologische aandoeningen speelt de universiteit sinds kort door aan het RIVM. Daarnaast gaan Osterhaus en de zijnen na of het virus voorkomt in materiaal dat al jaren ligt opgeslagen in Utrecht.
Vaccin ontwikkelen
Osterhaus wil, samen met laboratoria in andere landen, Europese subsidie aanvragen voor het ontwikkelen van een vaccin. “We blijven echter niet wachten tot alle externe financiering rond is”, zegt hij. “Het complete programma om de ziekte vroegtijdig te kunnen signaleren, bevat veel onderdelen. Met sommige zijn we al aan het werk, andere zijn nog in ontwikkeling.” Volgend jaar moet het programma grotendeels op orde zijn, waarna informatiecampagnes voor artsen en bloedtransfusiediensten worden opgezet. De meeste Nederlanders zullen waarschijnlijk nog niet worden overspoeld met televisiespotjes en foldermateriaal, met waarschuwingen en tips voor preventie. Tenzij er in 2004 daadwerkelijk een uitbraak van het virus in Europa komt.



